De tijd van instituties

Column – Asiel&Migrantenrecht –tekst in pdf
In zijn column Martijn Stronks, jurist en filosoof, oud-hoofdredacteur van A&MR en universitair docent aan de sectie migratierecht van de VU, deelt hij zijn inzicht over instituties. Volgens Stronks zijn instituties vooral de vertragende instanties van het recht die de onmiddellijke Volkswil enigszins vertragen. Instituties van onze internationale rechtsorde zijn niet vanzelfsprekend bestand tegen de tand des tijds.

‘Als de verscheidenheid aan visies en opvattingen in de maatschappij groter wordt en de gemeenschappelijke waarden en beginselen in discussie zijn of niet meer worden gekend, wordt de betekenis van instituties met hun aan waarden en beginselen ontleende stabiliserende en integrerende werking belangrijker.’ Deze zin komt uit een betoog over de zorgwekkende toestand van de democratische rechtsstaat. Een van de problemen is dat de instituties – zoals de rechter, het parlement, maar ook in bredere zin de (internationale) rechtsregels – steeds meer onder druk zijn komen te staan. En dat is nu juist zo problematisch omdat, zo gaat het betoog verder, ‘[h]et de instituties [zijn] die in het politieke en publieke debat tegenover “beelden” en “sentimenten” (emoties, zo u wilt), de “feiten” en “waar- den” plaatsen, die in dat debat centraal behoren te staan.’

Instituties moeten zogezegd dienen als waarborgen tegen de willekeur van de dag. Dat heeft op het eerste gezicht iets wonderlijks. De regels in onze rechtsorde kunnen immers afhankelijk van de luimen van het volk worden gewijzigd. Zo is het niet ondenkbaar dat het in de Grondwet vervatte discriminatieverbod nog eens sneuvelt. Of dat de rol van de rechter verandert. Maar, en daar zit hem de kneep, dat vereist dan wel een zware, tijdrovende constitutionele procedure. Instituties zijn niet zozeer tijdloze, onveranderbare overblijfselen uit een ver verleden, het zijn vooraleer de vertragende instanties van het recht die de onmiddellijke Volkswil enigszins moeten beteugelen.

Maar wat nu als de Volkswil zich richt tegen de beteugelende instituties? Van Trump en Wilders kennen we inmiddels de minachting voor de hun onwelwillende rechters. Maar omringend als we zijn door kakelend populisme weten we nu ook dat de instituties van onze internationale rechtsorde niet vanzelfsprekend bestand zijn tegen de tand des tijds. Nietsvermoedend mochten we lange tijd dromen dat de eens zo vanzelfsprekende interna-tionale mensenrechtenverdragen voor de eeuwigheid waren geschapen. Maar plotsklaps was daar ‘Brexit’ en is niets meer heilig, ook het Vluchtelingenverdrag niet.

In de nogal stroef verlopende Nederlandse formatieonderhandelingen zijn er twee partijen die het Vluchtelingenverdrag willen aanpassen of opzeggen. Kort gezegd willen deze partijen dat er minder (liever nog: geen) asielzoekers Europa binnenkomen, en dat wie toch binnenkomt slechts tijdelijk verblijft. Dat schurkt behoorlijk dicht aan tegen het PVV-plan ‘Nul asielzoekers erbij en geen immigranten meer uit islamitische landen: grenzen dicht’. GroenLinks wil dat niet en pleit juist voor betere naleving van het verdrag.

Informateur Tjeenk Willink schoof de schuld voor het mislukken van de formatie- onderhandelingen handig in de schoenen van GroenLinks. Doordat hij in zijn brief stelt dat de EU-Turkije-deal zich binnen de grenzen van het internationaal recht begeeft, lijkt het alsof GroenLinks nóg meer wil dan het Vluchtelingenverdrag al vraagt. Het is echter maar zeer de vraag of de Turkije-deal in overeenstemming is met het recht. In ieder geval is het geen simpel feit. Juist door dit in de brief als feit te presenteren laat Tjeenk Willink zijn oor hangen naar emoties en sentimenten die op dit moment rondgieren in het debat over vluchtelingen.

Zo wordt het vrijwel onmogelijk om nog te bepleiten dat vluchtelingen in Europa bescherming verdienen en staat het instituut van Europese vluchtelingenbescherming nóg verder onder druk. Dat is treurig, omdat juist als de verscheidenheid aan opvattingen groter wordt, het belang van instituties toeneemt.

Hoe ik aan deze inzichten over instituties kom? Ik ontleende ze aan een inleiding uit 2011 bij het afscheid van jurist en filosoof René Foqué. De inleider? Tjeenk Willink.