Wanneer is iemand nog als anders te beschouwen?

Interview in het Parool – tekst in pdf
Hoe lang blijft iemand een vreemdeling? Jurist en filosoof Martijn Stronks onderzocht de relatie tussen migratierecht en tijd.

Door Joost Zonneveld

In hoeverre hebben recht en tijd met elkaar te maken?
“Het recht is een systeem dat goed functioneert op momenten, op de momenten dat recht gesproken wordt. Een rechter kan een uitspraak doen door feiten te fixeren en die in relatie te brengen met de wetten die dan gelden. Dat klinkt vrij logisch, maar juist in het migratierecht speelt mee dat de tijd ook doorloopt.”

Hoe bedoelt u dat?
“Mensen die nieuw in Nederland zijn, zullen door het recht als een vreemdeling beschouwd worden. Maar juist dat wordt in de loop van de tijd steeds ingewikkelder. Wie hier een aantal jaren woont, zal hier een leven opbouwen. Door te werken, door de taal te spreken, door de kinderen die naar school gaan. De vreemdeling van weleer verbindt zich in meer of mindere mate met de mensen en het land waar hij is gaan wonen.”

Waarom is dat voor het recht ingewikkeld?
“Aan de ene kant is tijd uiterst geschikt als controlemiddel, bijvoorbeeld als in de wet staat dat iemand zich na vijf jaar mag naturaliseren tot Nederlander. Tijd is dan een juridische voorwaarde voor een aanspraak. Maar het verstrijken van de tijd leidt er ook toe dat het steeds onrealistischer wordt te stellen dat iemand geen Nederlander is. Net zo goed als dat het vreemd is dat iemand dat na, zeg vier jaar, helemaal niet zou zijn en na vijf jaar ineens wel. Toch trekt het recht duidelijke grenzen, daarin is tijd uiterst geschikt als controlemiddel, maar het zorgt er ook voor dat de juridische werkelijkheid niet altijd aansluit bij de realiteit.”

De termijn dat iemand zich kan naturaliseren is arbitrair?
“Ja. Op het moment ligt er een wetsvoorstel bij de Eerste Kamer om de termijn te verlengen en nieuwkomers pas na zeven jaar de mogelijkheid te geven Nederlander te worden. Waarom niet voor twee, vier of negen jaar gekozen wordt, is onduidelijk.”

Is het verlengen van de termijn niet simpelweg een politieke keuze?
“Dat is het zeker. Als het om migratie gaat, neemt links het werkelijke tijdsverloop als uitgangspunt, rechts legt de nadruk op tijd als controlemiddel. Dat zie je bijvoorbeeld goed bij illegalen. Conservatief Nederland wijst op de inconsequentie als bijvoorbeeld mensen die illegaal in Nederland zijn toch een status kunnen krijgen. Terwijl links meent dat die mensen inmiddels zijn geworteld en om die reden een status zouden moeten krijgen. Daar heeft links een punt, maar tegelijkertijd geldt dat ook voor rechts: door steeds uitzonderingen te maken ondermijn je het systeem wel degelijk. Het resultaat is dat er steeds noodverbanden worden aangelegd.”

Welke noodverbanden?
“Eens in de zo veel jaar komt de kwestie van een generaal pardon weer naar boven. Het resultaat is eigenlijk steeds dat zo’n pardon er komt op voorwaarde dat de regels strenger worden. Door die strengere regels wordt het systeem steeds nerveuzer: iedere kleine inbreuk wordt een fundamentele inbreuk op het controlesysteem.”

Wordt Nederland steeds meer onderdeel van de identiteit van nieuwkomers doordat zij in Nederland wonen?
“Identiteit en tijd verhouden zich op een ingewikkelde manier tot elkaar. Filosofisch gezien is identiteit een lastig begrip. De Franse filosoof Paul Ricoeur beschouwt identiteit als een constructie van eigen levensverhalen. En die worden in sterke mate sociaal, in de tijd en naar plaats bepaald. In mijn proefschrift betoog ik dat de ervaringen van de plaats waar migranten wonen en de mensen die ze daar ontmoeten na verloop van tijd een vanzelfsprekend onderdeel gaan uitmaken van hun identiteit.”

Geldt dat ook voor nationale identiteiten?
“Ik denk dat ook een nationale identiteit in belangrijke mate wordt bepaald door dat wat zich niet gemakkelijk laat uitdrukken, maar wel degelijk belangrijk is. Voor veel Nederlanders zal juist vanuit die vanzelfsprekendheid duidelijk zijn wat onder de Nederlandse identiteit wordt verstaan, maar als je daar kritischer naar gaat kijken, wordt het direct problematisch.”
“Je zou denken dat taal een duidelijk onderdeel van de Nederlandse identiteit is, maar op welk niveau zou dat dan gesproken moeten worden? Vallen dialecten daarbuiten? Ook op tal van andere zogenaamde typische Nederlandse kenmerken valt veel af te dingen. Maar toch kunnen ze van grote betekenis zijn voor mensen.”

Geldt dat evenzo voor woorden als allochtoon en autochtoon?
“Het is een fascinerende ontwikkeling dat die woorden in officiële stukken van de overheid niet meer worden gebruikt. Hier gaat het niet om juridische begrippen, maar de essentie is wel dezelfde: wanneer is iemand nog als anders te beschouwen en wanneer niet? Net als met vreemdeling en Nederlander geldt dat er verschil wordt gemaakt tussen mensen met behulp van tijd. Een allochtoon is iemand die hier nog maar tijdelijk is, voor een autochtoon doet de tijd er niet toe. Het is heel moeilijk zulke tijdsgrenzen te trekken. Toch is dat juist wat het recht wel doet, ook al zijn die grenzen vaak moeilijk verdedigbaar.”