12 mei 2017 by Martijn Stronks
Nederlands kind met illegale ouder uitzetten wordt gelukkig moeilijker
NRC Recht en Onrecht – tekst op website NRC
Het uitzetten van Nederlandse kinderen met hun illegale ouders is weer een stukje moeilijker gemaakt. Dankzij het Hof in Luxemburg – niet dankzij Den Haag. De Verblijfscolumn door Martijn Stronks.
Afgelopen week werd de Nederlandse hoogste bestuursrechter stilletjes op zijn vingers getikt door de hoogste Europese Unierechter. Het haalde amper het nationale nieuws, maar in het vakgebied is er wel degelijk rumoer. Want wie door de technisch juridische redenering heen kan kijken, ziet dat het Hof van Justitie in Luxemburg de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in Den Haag stevig terechtwijst.
Deze zaak Chavez-Vilchez gaat over gezinsmigratie. Het is een nieuwe uitspraak in een inmiddels steeds langer wordende rij van zaken van het Hof van Justitie over Europese regels voor gezinsmigratie van Unieburgers. Voor burgers met de nationaliteit van één van de lidstaten van de EU geldt dat zij verregaande rechten hebben om met hun gezin samen te leven in de Europese Unie, rechten die vaak ruimhartiger zijn dan nationale regels voor gezinsmigratie.
Zoals geen krantenlezer zal zijn ontgaan is er tussen Europees en nationaal migratierecht veel spanning – het Europese migratierecht is veel lidstaten een doorn in het oog. Ook de Nederlandse bewindspersonen proberen telkens het Europees recht zo restrictief mogelijk te interpreteren. Dat juridische steekspel is adembenemend, vergelijkbaar met een potje schermen. Iedereen kan zien dat er een strijd aan de gang is, maar alleen de kenner begrijpt hoe precies de punten worden gescoord.
Ouders volgen
De belangrijkste zaak in dit steekspel is die van Ruiz Zambrano. De zaak ging om een kind dat de Belgische nationaliteit had en daarmee rechten genoot als Unieburger, terwijl zijn beide ouders de Colombiaanse nationaliteit bezaten en geen verblijfsrecht hadden in België. Het Hof bepaalde in die zaak dat als de ouders van het kind zouden worden uitgezet, ook het kind feitelijk zou worden gedwongen om België te verlaten. Met het uitzetten van de ouders was juridisch gezien niet zo veel mis, maar het uitzetten van een Unieburger was problematisch. Het kind zou immers niet meer kunnen genieten van zijn recht op verblijf in de Unie, doordat hij zijn ouders moest volgen naar Columbia.
Deze zaak leidde tot veel ophef, juristen en beleidsmakers dachten of vreesden dat op basis van deze uitspraak veel gezinsleden plotsklaps sterke verblijfsaanspraken konden krijgen op basis van de Unierechten van hun familielid. Toch bleek de reikwijdte beperkt. Het Hof verduidelijkte in latere uitspraken dat het moet gaan om iemand die feitelijk afhankelijk was van het gezinslid dat het land werd uitgezet én dat als gevolg daarvan de Unieburger gedwongen werd het grondgebied (van de Unie) te verlaten.
Uit beeld
Precies dat laatste criterium heeft de Nederlandse overheid sindsdien erg restrictief uitgelegd. En dit kwam het duidelijkst naar voren in de situatie van een gezin van gescheiden ouders, waarin de ouder die voor het kind zorgde een vreemdeling was, terwijl de Nederlandse ouder uit beeld was. Als in zo’n situatie de zorgende ouder werd uitgezet, stelde de Nederlandse staat dat het kind niet feitelijk werd gedwongen het grondgebied te verlaten. Hij kon immers nog bij zijn Nederlandse ouder verblijven. Dat hij daar geen band mee had, dat deze ouder op straat leefde, in de war was of simpelweg niet voor het kind wilde zorgen, maakte deze afweging voor Nederland niet anders. En dat vond de hoogste bestuursrechter dus lange tijd in de haak.
Niet zomaar
Het Hof van Justitie trekt nu een streep door deze straffe Nederlandse interpretatie en stelt dat er altijd moet worden bezien wat de échte banden zijn tussen het kind en de ouders. Er moet van geval tot geval worden gekeken of het kind een band heeft met de Nederlandse ouder, en of hij écht afhankelijk is van de ouder die het land moet verlaten.
Met andere woorden, de Nederlandse overheid kan niet zomaar zeggen dat het kind best in Nederland kan blijven, maar het moet dit daadwerkelijk uitzoeken. Ik vind het nogal wat dat we een Europese rechter nodig hebben om ons aan zoiets basaals te herinneren.
De Verblijfscolumn wordt op regelmatige basis geschreven door Martijn Stronks in samenwerking met Verblijfblog.nl, het blog van de sectie migratierecht van de Vrije Universiteit Amsterdam. Martijn Stronks is jurist en filosoof en is als universitair docent verbonden aan de VU. Twitter: @MartijnStronks