Grasping Legal Time. A Legal and Philosophical Analysis of the Role of Time in European Migration Law

Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam, promotores Hemme Battjes, Ger Groot en Lieneke Slingenberg 
Tijd speelt een complexe rol in het Europese migratierecht. Tijd is in de eerste plaats een middel voor staten om controle uit te oefenen over het verblijf van vreemdelingen op het grondgebied. Maar tijd lijkt ook een bron voor sterkere aanspraken van vreemdelingen. Hoe verhouden deze twee bewegingen zich tot elkaar? En wat voor een betekenissen heeft juridische tijd in het Europees migratierecht? Dat zijn de vragen die centraal staan in dit proefschrift. 

Vreemdelingen kunnen tijdelijke verblijfsvergunningen krijgen, vergunningen voor bepaalde tijd, voor onbepaalde tijd, consequenties kunnen worden verbonden aan het onderbreken van de verblijfsduur, of rechten kunnen worden verbonden aan een bepaalde voorgeschreven tijd van verblijf. Verschillende beleidsdoelen voor verschillende soorten migranten kunnen worden bereikt door middel van het toepassen van verschillende tijdsregimes. Zo kan een student geen vergunning voor onbepaalde tijd krijgen, terwijl een gezinsmigrant dit wel kan na vijf jaar. Een Unieburger krijgt vrijwel onmiddellijk alle rechten als hij naar een ander land binnen de Unie reist. Toch geldt in het algemeen dat migranten in Europa na verloop van tijd sterkere verblijfsaanspraken krijgen. In dit proefschrift staat de verhouding tussen de juridische controle over het verblijf van vreemdelingen op het grondgebied en tijd centraal.

Centrale vraag is wat nu precies de rol van tijd is in het systeem van sterker wordende verblijfsaanspraken na verloop van tijd. Hoe kan het dat tijd zich zo goed leent voor het uitoefenen van controle? Maar ook, hoe kan het dat vreemdeling in het algemeen na verloop van tijd de mogelijkheid hebben om sterkere verblijfsaanspraken te verkrijgen? Deze vragen worden beantwoord met behulp van een analyse van het Europese migratierecht en met een filosofische betoog. Het filosofisch deel gaat over de verhouding tussen tijd en identiteit van de migrant, en de verhouding tussen tijd en juridische controle. Wat is worteling eigenlijk, en wat voor een rol spelen temporele ervaringen in identiteitsvorming? En hoe kan het recht omgaan met tijdsverloop, gekenmerkt als dit is door de verandering van omstandigheden. Deze filosofische beschouwingen culmineren in de concluderende stelling dat het verlenen van sterkere verblijfsaanspraken de manier is waarop het recht controle houdt over vreemdelingen op het grondgebied, terwijl het juist in het verlenen van die aanspraken de controle ook weer verliest (omdat er steeds minder mogelijkheden zijn om de vreemdeling het land nog uit te zetten).